Zestigste Penning
Om de groeiende crisis van de stedelijke financiën van ’s-Hertogenbosch te bedwingen werden in 1499 een zestal zogenaamde goede mannen met uitgebreide bevoegdheden benoemd(1). Met name door een dozijn gemene zettingen – hoofdelijke belastingen waarbij de inwoners van stad en vrijdom naar economische draagkracht werden belast – wisten de goede mannen het tij te keren. Naast het heffen van deze zettingen namen zij echter ook een aantal kleinere maatregelen, onder andere de instelling van enkele nieuwe belastingen.
Eind 1505 werd naast een belasting op successie in de zijlijn (versterf lateraliter) nog een nieuwe belasting ingesteld, namelijk de zogenaamde zestigste penning(2). Dit betreft een belasting op de overdracht van onroerend goed. In de stadsrekening over het rekeningjaar 1505-1506 wordt deze belasting als volgt omschreven(3):
item insgelicx vanden assyns vanden lxten penninck gecomen van te vercoepen ende coepen van erven, renten, pachten ende chynsen ende van des daeraene clevende is
In de daaropvolgende rekeningen staat een iets uitgebreidere formulering(4):
Item noch vanden assyns vanden lxten penninck comende van coepen, vercoepen, overgeven, alieneren oft veranderen erffelicke goeden, erven, gronden, renten, pachten, chynsen, huysen bynnen jurisdictie deser stat gelegen, ende lyfgoet halff goet nae oirdinancie dair op gemaict
Net als bij het versterf lateraliter werd in de stadsrekeningen aanvankelijk ook voor de lxten penninck alleen het totaalbedrag genoteerd. Ook voor de zestigste penning worden vanaf het rekeningjaar 1548-1549 de inkomsten in detail verantwoord in het hoofdstuk vanden assyns vanden lxten penninck. Ter illustratie een post uit het rekeningjaar 1589-1590(5):
29-3 van heer Anthonis Bruynincx van een huys staende opt Oude Diese gecoft tegens die erffgenamen van heer Corstiaen van Schyndel – 9 G 16 st.
In het schepenprotocol vinden we inderdaad op 30(!) maart 1590 de overdracht van een huis aan de Oude Dieze door de erfgenamen van heer Christiaen Adriaens van Schijndel aan heer Anthonis Bruynincx(6).
Een post bestaat uit de volgende vaste onderdelen:
- vermelding van degene die het onroerend goed koopt en dus de belasting betaalt;
- omschrijving van het onroerend goed: bij huizen binnen de stad wordt meestal aangegeven in welke straat het zich bevindt, zo nu en dan worden zelfs huizennamen genoemd; buiten de stadsmuren wordt meestal een globalere aanduiding gebruikt als: opte Dungen opte Hoydonck of gelegen inde Vliert;
- vermelding van de verkoper van het onroerend goed;
- vermelding van het belastingbedrag in gulden – stuiver – ort.
(G = gulden, CG = carolusgulden, 1 G = 20 st., 1 st = 4 ort)
In sommige gevallen wordt de exacte datum vermeld waarop de belasting is afgedragen.
De hoofdstukken vanden assyns vanden lxten penninck uit de stadsrekeningen 1548-1549 tot en met 1589-1590 zijn getranscribeerd en worden hier gepresenteerd.

Noten:
1 B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in ’s-Hertogenbosch voor 1629. De bestuursorganisatie van een Brabantse stad (Assen en Maastricht 1986) 70-75; B. Blondé, De sociale structuren en economische dynamiek van ’s-Hertogenbosch 1500-1550 (Tilburg 1987) 1-10; Anton Schuttelaars, Heren van de Raad. Bestuurlijke elite van ’s-Hertogenbosch in de stedelijke samenleving 1500-1580 (Nijmegen 1998) 95-96; Jord Hanus, Pecunia nervus rerum. Renteniers en de publieke kredietmarkt te ’s-Hertogenbosch (eerste helft zestiende eeuw) (onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Antwerpen, 2004/2005) 67-73, m.n. 71.
2 Jacobs, Justitie en politie, 232 noot 61; Hoekx en Paquay, Inventaris van het archief van de stad ’s-Hertogenbosch, 357-358.
3 Stadsarchief ‘s-Hertogenbosch (=SAH) Oud Stadsarchief (=OSA) 1362, stadsrekening 1505-1506.
4 bijvoorbeeld: SAH OSA 1368, stadsrekening 1511-1512.
5 SAH OSA 1441, stadsrekening 1589-1590.
6 SAH Rechterlijk Archief 1421 297r-299v (30-3-1590); A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van ’s-Hertogenbosch II (’s-Hertogenbosch 1912) 273.
7 SAH OSA 1400-1441.

Anton Schuttelaars, november 2007